Nieuwsflits Omgevingsrecht februari 2017

mr. F. (Femke) van der Heijden

Omgevingsrecht

10 - 02 - 2017

 

Nadere uitleg Tegelen-jurisprudentie

In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 februari 2017 (ecli:nl:rvs:2017:247) heeft de Afdeling zich nader uitgelaten over de zogenaamde Tegelen-jurisprudentie.

De Tegelen-jurisprudentie vangt aan met de uitspraak van 21 december 1999 (ecli:nl:rvs:1999:AA4296), waarin de Afdeling heeft bepaald dat de vernietiging van een vastgesteld bestemmingsplan niet tevens tot de vernietiging van een op basis van dat in werking getreden bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning (toen nog: bouwvergunning) leidt. Dit vloeit voort uit het limitatief-imperatieve stelsel van weigeringsgronden bij vergunningverlening, alsmede het rechtszekerheidsbeginsel.

De Tegelen-jurisprudentie is echter niet van toepassing indien bezwaar is gemaakt tegen de verleende omgevingsvergunning en na de vernietiging van het vastgestelde bestemmingsplan nog op het bezwaar tegen de verleende omgevingsvergunning moet worden beslist. Er wordt dan conform de hoofdregel ex nunc getoetst aan het “oude” bestemmingsplan.

Zoals ook uit de uitspraak van 1 februari jl. blijkt, is de Tegelen-jurisprudentie ook niet van toepassing indien in de omgevingsvergunning is afgeweken van het bestemmingsplan. Er is dan immers geen sprake van een gebonden beschikking.

In de uitspraak van 1 februari jl. deed zich het geval voor waarin op grond van de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsmogelijkheden van het nieuwe bestemmingsplan was afgeweken. Na de vernietiging van het “nieuwe” bestemmingsplan stelden derden zich op het standpunt dat de vernietiging van het “nieuwe” bestemmingsplan tevens de vernietiging van de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit met zich bracht (de verleende omgevingsvergunning) en verzochten die derden om handhavend optreden. De gemeente weigerde handhavend op te treden omdat de omgevingsvergunning nog rechtsgeldig was en deed daarbij een beroep op de Tegelen-jurisprudentie.

De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet bevoegd was om tot handhaving over te gaan omdat de omgevingsvergunning op dat moment nog rechtsgeldig was.

De verzoekers om handhaving stelden hoger beroep in en stelden zich op het standpunten dat de Tegelen-jurisprudentie niet op de onderhavige kwestie van toepassing was, zodat de vernietiging van het “nieuwe” bestemmingsplan tevens tot gevolg had dat de op grond van dat bestemmingsplan verleende omgevingsvergunning geen rechtskracht meer had.

De Afdeling overweegt – in hoger beroep – als volgt:

“7. Dat de zogenoemde Tegelen-jurisprudentie niet op de omgevingsvergunning van toepassing is en de uitzondering op het bepaalde in artikel 8:72, tweede lid, van de Awb, daarom niet aan de orde was, betekent – anders dan [appellant sub 1A] en anderen kennelijk veronderstellen – niet dat de vernietiging van het bestemmingsplan automatisch de vernietiging van de omgevingsvergunning tot gevolg heeft gehad, of tot gevolg heeft dat de omgevingsvergunning nietig is. Een omgevingsvergunning wordt niet van rechtswege ongeldig als het bestemmingsplan dat eraan ten grondslag ligt, wordt vernietigd, omdat zij niet als rechtsgevolg van het vernietigde bestemmingsplan kan worden aangemerkt. Vernietiging van het bestemmingsplan leidt er slechts toe dat een omgevingsvergunning die op grond daarvan is verleend, blootstaat aan vernietiging zolang de vergunning niet onherroepelijk is. Dat betekent dat een bestuursorgaan in een bezwaarprocedure tegen een vergunning die nog niet in rechte onaantastbaar is, aan deze vergunning niet met succes het vernietigde bestemmingsplan ten grondslag kan leggen. Als de zogenoemde Tegelen-jurisprudentie niet van toepassing is, geldt dat in een beroepsprocedure tegen zo een vergunning eveneens.”

Het handhavingsverzoek was volgens de Afdeling dan ook terecht door de gemeente afgewezen.

Actualiseringsplicht bestemmingsplan en beheersverordening wordt afgeschaft

Op 26 januari jl. is een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend teneinde de actualiseringsplicht af te schaffen voor bestemmingsplannen en beheersverordeningen die elektronisch te raadplegen zijn. Door het vervallen van de actualiseringslicht zal de planperiode aldus niet meer 10 jaar bedragen.

De Minister stelt voor om de leden 2, 4 en 5 van artikel 3.1 Wro niet van toepassing te laten zijn op digitale bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Dat betekent dat de verplichting om een bestemmingsplan en beheersverordening binnen een periode van tien jaar telkens opnieuw vast te stellen vervalt (lid 2). Ook de gevolgen van het niet voldoen aan de actualiseringsplicht, zoals het verval van de bevoegdheid tot invordering van leges (lid 4) en de publicatieplicht van de termijnoverschrijding (lid 5) vervallen.

Met het wetsvoorstel wordt geanticipeerd op de Omgevingswet, waarin voor het nieuwe omgevingsplan ook geen actualiseringsplicht meer zal gelden.

Het betreffende wetsvoorstel kunt u nalezen via onderstaande link:

https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/wetsvoorstellen/detail?id=2017Z01246&dossier=34666

Indien u naar aanleiding van deze nieuwsflits of anderszins vragen en/of opmerkingen heeft, dan kunt u zich wenden tot mr. Femke van der Heijden op telefoonnummer 020 – 305 83 83.

Cliënten reviews