Nieuwsflits Omgevingsrecht oktober 2023

mr. F. (Femke) van der Heijden

12 - 10 - 2023

 

Gaat de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari a.s. door?

Zoals u allemaal in de krant heeft kunt lezen, heeft de Eerste Kamer grote twijfels over de invoering van de Omgevingswet op 1 januari a.s. De Eerste Kamer stemde in maart jl. nog in met inwerkingtreding per 1 januari a.s., maar lijkt daar nu geen voorstander meer van te zijn.

Op 24 oktober jl. vond een mondeling overleg in de Eerste Kamer plaats. Tijdens dat overleg uitten senatoren hun bedenkingen en kritiek. De bedenkingen en kritiek zien onder meer op het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO), het functioneren en de toegankelijkheid ervan, maar ook op de zogenaamde Tijdelijke Alternatieve Maatregelen (TAM’s) die nodig zijn om omissies in het DSO op te lossen. Daarnaast zijn de capaciteitstekorten bij gemeenten een belemmering voor een goede voorbereiding op en uitvoering van de nieuwe Omgevingswet.

Om twijfels over de inwerkingtreding per 1 januari a.s. weg te nemen heeft Minister De Jonge tijdens het mondeling overleg toezeggingen gedaan. Zo stelde hij een nieuwe invoeringstoets 6 maanden na de inwerkingtreding van de wet en monitoring voor. In het kader van de monitoring zal de Eerste Kamer in ieder geval in 2024 ieder kwartaal wordt geïnformeerd over de stand van zaken omtrent de uitvoering van de Omgevingswet. Een onafhankelijke Evaluatiecommissie Omgevingswet zal bij de tweede kwartaalmonitor medio 2024 meekijken. Per brief van 26 oktober j. zijn de mondelinge toezeggingen tijdens het mondeling overleg bevestigd.

Het mondeling overleg op 24 oktober jl. zag ook op de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb). De Eerste Kamer heeft ook grote zorgen over de invoering van die wet. De Kamer nam daar eerder een motie over aan. Minister De Jonge heeft de uitvoering van die motie naast zich neergelegd, maar wel aangekondigd de Wkb op 1 januari a.s. niet in werking te zullen laten treden voor verbouw. De Wkb is volgens de Minister te veel vervlochten met de Omgevingswet om de inwerkingtreding van de wet helemaal uit te stellen.

Minister De Jonge gaf eerder na kritische vragen van de Kamer aan dat gemeenten druk bezig zijn met oefenen in het DSO. Recent is echter uit een overzicht van opdrachten in DSO gebleken dat dat niet het geval is. Het gaat weliswaar om 2.646 publicatieopdrachten in de periode januari tot begin oktober, maar als de gepubliceerde omgevingsplannen en andere instrumenten nader worden bekeken blijkt dat slechts een aantal gemeenten aan het oefenen zijn. Er zijn ook veel gemeenten die in de periode tot en met augustus jl. niets hebben gedaan in het DSO.

Tijdens het mondeling overleg op 24 oktober jl. is het niet tot een stemming gekomen. Dat betekent dat de Omgevingswet en de Wkb voor nieuwbouw in beginsel op 1 januari a.s. in werking treden. Een van de partijen in de Eerste Kamer (CDA) heeft reeds aangekondigd met een initiatiefwet in de Tweede Kamer te zullen komen om de Wkb op termijn weer op de helling te zetten.

 Overgangsrecht Omgevingswet

Ervan uitgaande dat de Omgevingswet op 1 januari a.s. in werking treedt, is van belang te weten op welke manier een aanvraag om omgevingsvergunning kan worden ingediend die op grond van het oude recht moet worden afgehandeld.

In artikel 4.3 onder a van de Invoeringswet Omgevingswet is geregeld dat een aanvraag om omgevingsvergunning wordt afgehandeld volgens het oude recht indien deze voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari a.s. is ingediend. Daarbij is niet van belang of de aanvraag moet worden voorbereid met de reguliere of de uitgebreide procedure.

Met betrekking tot ambtshalve besluiten zoals de vaststelling van een bestemmingsplan, is het anders geregeld. Het oude recht blijft op het besluit slechts van toepassing indien een ontwerp van het bestemmingsplan voor 1 januari a.s. ter inzage is gelegd.

Datzelfde geldt voor de vaststelling van een wijzigingsplan of uitwerkingsplan. Het ontwerp van het plan moet voor 1 januari a.s. ter inzage zijn gelegd om onder het oude recht te vallen. De vaststelling vindt dan plaats op basis van het oude recht en het besluit wordt na de inwerkingtreding van de Omgevingswet – net als alle bestaande bestemmingsplannen – onderdeel van het tijdelijke deel van het omgevingsplan van een gemeente.

Na de inwerkingtreding van de Omgevingswet vervalt de bevoegdheid een wijzigings- of uitwerkingsplan vast te stellen. Het is daardoor niet meer mogelijk een dergelijk plan vast te stellen als het ontwerp ervan pas na 1 januari a.s. ter inzage wordt gelegd.

Bestaande uitwerkings- en wijzigingsbevoegdheden in bestemmingsplannen zijn volgens overgangsrecht (de Bruidsschat) wel aan te merken als een zogenaamde omgevingsplanactiviteit op grond waarvan in overeenstemming met de voorwaarden in de uitwerkings- en/of wijzigingsbevoegdheid een omgevingsvergunning voor de ruimtelijke bouwactiviteit kan worden verleend. Dit overgangsrecht (de Bruidsschat) geldt zolang geen nieuw omgevingsplan is vastgesteld waarmee het overgangsrecht (de Bruidsschat) is komen te vervallen.

Indien u naar aanleiding van deze nieuwsflits of anderszins vragen en/of opmerkingen heeft, dan kunt u zich wenden tot mr. Femke van der Heijden op telefoonnummer 020 – 305 83 83.

Cliënten reviews