Mag een bedrijfswoning nog door de ondernemer in ruste worden bewoond nadat het bedrijf is gestaakt?
Indien een ondernemer in een bedrijfswoning bij zijn bedrijf woont en die ondernemer zijn bedrijf staakt, doet zich de vraag voor of hij daar in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan mag blijven wonen.
In de regel wordt in een bestemmingsplan bewoning van een bedrijfswoning door burgers verboden, zodat in beginsel sprake lijkt te zijn van strijd met het bestemmingsplan. Volgens de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is er in het geval van agrarische bedrijven echter geen strijd met het bestemmingsplan inden de oorspronkelijk bij het agrarisch bedrijf behorende gronden niet zijn verkocht of aan een derde in gebruik zijn gegeven. Daartoe overweegt de Afdeling in de uitspraak van 29 maart 2017 (ecli:nl:rvs:2017:868, r.o. 4.1) als volgt:
“Indien de bij het bedrijf behorende gronden wel zijn verkocht of aan een derde in gebruik zijn gegeven, kan de (voormalige) bedrijfswoning niet langer de hoedanigheid van een woning behorend bij een agrarisch bedrijf worden toegedicht en kan de bewoning van de (voormalige) bedrijfswoning door een agrariër in ruste niet langer in overeenstemming worden geacht met de agrarische bestemming.”
Dit volgt tevens uit de uitspraak van de Afdeling van 8 november 2006 (ecli:nl:2006:AZ1730). Ondanks het feit dat deze uitspraak over voormalige bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven gaat, zou de uitspraak ook van toepassing kunnen zijn op voormalige bedrijfswoningen bij niet-agrarische bedrijven.
In de uitspraak van 29 maart 2017 overweegt de Afdeling ook nog het een en ander in algemene zin ten aanzien van de plattelandswoning als bedoeld in artikel 1.1a Wabo. Zie in dat verband rechtsoverwegingen 4.3 en 4.4 van die uitspraak.
Woonfunctie van één slaapkamer wijzigen is al woningonttrekking
Op 11 januari 2017 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een opmerkelijke uitspraak over woningonttrekking in de zin van de oude Huisvestingswet gedaan (ecli:nl:rvs 2017:25).
Blijkens de uitspraak was één slaapkamer van een woning in gebruik ten behoeve van een hennepkwekerij. De gemeente stelde zich op het standpunt dat sprake was van woningonttrekking in de zin van artikel 30 lid 1 onder a van de Huisvestingswet zoals deze tot 1 januari 2015 luidde.
De Afdeling oordeelt dat de rechtbank gelet op de wijze van gebruik en inrichting van de slaapkamer terecht heeft overwogen dat de slaapkamer aan de bestemming tot bewoning was onttrokken en dat aldus artikel 30 van de Huisvestingswet (oud) was overtreden.
De appellant voerde als verweer aan dat hij feitelijk altijd met drie personen in de woning had gewoond, ook na de aanwezigheid van de hennepplantage, zodat geen sprake was van woningonttrekking. Dat verweer gaat volgens de Afdeling niet op omdat artikel 30 Huisvestingswet (oud) uitgaat van bewoning door een huishouden van dezelfde omvang als waarvoor deze zonder de onttrekking geschikt is en dus niet van het feitelijk gebruik. Daartoe overweeg de Afdeling als volgt:
“De rechtbank heeft het juistheid overwogen dat het aantal personen dat feitelijk in de woning woont niet maatgevend is voor de vraag of artikel 30, eerste lid, aanhef en onder a, van de Huisvestingswet is overtreden. Doordat de slaapkamer niet langer geschikt is voor bewoning, is de woning voor bewoning door minder bewoners geschikt dan zonder de onttrekking het geval is.”
In de nieuwe Huisvestingswet 2014 die per 1 januari 2015 geldt, is de verbodsbepaling gewijzigd en in artikel 21 van die wet opgenomen.
Actualiseringsplicht bestemmingsplan en beheersverordening wordt afgeschaft
Op 26 januari jl. is een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend teneinde de actualiseringsplicht af te schaffen voor bestemmingsplannen en beheersverordeningen die elektronisch te raadplegen zijn. Door het vervallen van de actualiseringsplicht zal de planperiode aldus niet meer 10 jaar bedragen.
De Minister stelt voor om de leden 2, 4 en 5 van artikel 3.1 Wro niet van toepassing te laten zijn op digitale bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Dat betekent dat de verplichting om een bestemmingsplan en beheersverordening binnen een periode van tien jaar telkens opnieuw vast te stellen vervalt (lid 2). Ook de gevolgen van het niet voldoen aan de actualiseringsplicht, zoals het verval van de bevoegdheid tot invordering van leges (lid 4) en de publicatieplicht van de termijnoverschrijding (lid 5) vervallen.
Met het wetsvoorstel wordt geanticipeerd op de Omgevingswet, waarin voor het nieuwe omgevingsplan ook geen actualiseringsplicht meer zal gelden.
Het betreffende wetsvoorstel kunt u nalezen via onderstaande link:
Indien u naar aanleiding van deze nieuwsflits of anderszins vragen en/of opmerkingen heeft, dan kunt u zich wenden tot mr. Femke van der Heijden op telefoonnummer 020 – 305 83 83.