Hoogste bestuursrechter zet opnieuw streep door boeteregime Amsterdamse Huisvestingsverordening
Al op 20 december 2020 oordeelde de Raad van State dat dat het toenmalige boetestelsel behorende bij de Huisvestingsverordening Amsterdam gelet op het evenredigheidsbeginsel niet voldoende differentieerde. In die uitspraak heeft de Raad van State handvatten geboden om een gedifferentieerd boeteregime vorm te geven gelet op het evenredigheidsbeginsel. Na de uitspraak van 20 december 2020 heeft de gemeente Amsterdam het boeteregime per 28 september 2021 aangepast door voor toeristische verhuur onderscheid te maken tussen “ernstige overtreding vanwege effect op woonruimtevoorraad en leefbaarheid”, “leefbaarheidsovertredingen” en administratieve overtredingen”. In de uitspraak van 21 augustus jl. oordeelt de Raad van State dat het gewijzigde boeteregime voor vakantieverhuur nog steeds onevenredig is en dus onverbindend is.
De Raad van State komt tot die conclusie omdat ook het per 28 september 2021 geldende boeteregime voor toeristische verhuur onvoldoende differentieert. Er wordt alleen onderscheid gemaakt in type overtreding en in het boeteregime is de aard van de overtreder (professioneel of particulier) gekoppeld aan de ernst en het type overtreding. Dit strookt niet met de in 2020 door de Raad van State geuite mogelijkheid onderscheid te maken tussen onttrekking met een bedrijfsmatig karakter en onttrekking zonder bedrijfsmatig karakter. De Raad van State stelt voorts vast dat de Amsterdamse Huisvestingsverordening ook op andere punten niet is gedifferentieerd.
De Raad van State acht dat kwalijk omdat de hoogte van de boetes in Amsterdam hoog is. Hierdoor worden burgers, die onbewust of per ongeluk of slechts één keer of zeer kortdurend een regel of voorwaarde overtreden, geconfronteerd met een hoge boete terwijl de ernst en omvang van die overtreding die hoge boete niet steeds rechtvaardigt.
De gemeenteraad zal na deze uitspraak dus een nieuw boeteregime voor vakantieverhuur moeten vaststellen dat recht doet aan het evenredigheidsbeginsel. Daarvoor zal de gemeenteraad dus verdergaand moeten differentiëren dan nu het geval is.
De onverbindendheid van de boetetabel laat overigens onverlet dat aan de overtreder wel een boete kan worden opgelegd voor het overtreden van één van de voorwaarden voor vakantieverhuur. De Raad van State reduceert de opgelegde boete tot 25% van het opgelegde boetebedrag voor vakantieverhuur volgens de boetetabel.
Verduidelijking overgangsrecht handhavingsbesluiten na inwerkingtreding Omgevingswet
In de praktijk blijkt het overgangsrecht voor handhavingsbesluiten in de Invoeringswet Omgevingswet onvoldoende duidelijkheid te bieden over het van toepassing zijnde recht: het tot 1 januari 2024 geldende recht of de per 1 januari 2024 geldende Omgevingswet. Een van de vragen is bijvoorbeeld welk recht moet worden toegepast als de regels na 1 januari 2024 zijn gewijzigd. Op 3 juli jl. heeft de Raad van State een belangrijke uitspraak gedaan om een en ander te verduidelijken.
In het kort komt het overgangsrecht op het volgende neer:
- Indien voor 1 januari 2024 een verzoek om handhaving is ingediend, dan is op het besluit op dat handhavingsverzoek het oude recht van toepassing tot het besluit onherroepelijk wordt.
- Indien voor 1 januari 2024 ambtshalve een handhavingsbesluit is genomen, dan blijft het oude recht van toepassing tot het besluit onherroepelijk wordt.
- Indien na 1 januari 2024 ambtshalve een handhavingsbesluit is genomen maar voor 1 januari 2024 een zienswijzemogelijkheid aan de overtreder is gegeven, dan is het oude recht van toepassing tot het besluit onherroepelijk wordt.
- Indien na 1 januari 2024 ambtshalve een zienswijzemogelijkheid wordt geboden en een handhavingsbesluit wordt genomen, dan is het nieuwe recht van toepassing.
Er geldt één belangrijke kanttekening: het oude recht geldt niet indien op grond van het nieuwe recht geen sprake meer is van een overtreding.
Het overgangsrecht is overigens niet van toepassing bij de vraag of concreet zicht op legalisatie bestaat en is ook niet van toepassing op het invorderingsbesluit en het kostenverhaalbesluit.
Bij de uitspraak is een duidelijk stroomschema gevoegd, waarin het overgangsrecht in hoofdlijnen is weergegeven.