Nieuwsflits Omgevingsrecht maart 2021

mr. F. (Femke) van der Heijden

Geen onderdeel van een categorie

02 - 03 - 2021

 

Wijkverbod vakantieverhuur Amsterdam in strijd met de wet

Op 11 maart jl. heeft de rechtbank Amsterdam geoordeeld dat het wijkverbod op vakantieverhuur in Amsterdam in strijd is met de Huisvestingswet 2014.

In de Huisvestingsverordening 2020 van de gemeente Amsterdam is opgenomen dat B&W gebieden kunnen aanwijzen waar een verbod op vakantieverhuur geldt. B&W hebben in een apart aanwijzingsbesluit de wijken Burgwallen Oude Zijde en Nieuwe Zijde en Grachtengordel-Zuid aangewezen, zodat het verbod op vakantieverhuur in die wijken is gaan gelden.

Omdat niet de bepaling in de Huisvestingsverordening 2020 zelf (een algemeen verbindend voorschrift) maar het aanwijzingsbesluit bij de rechtbank aan de orde is, heeft de rechtbank de bevoegdheid in de verordening via de exceptieve toetsing beoordeeld.

De rechtbank is van oordeel dat de Huisvestingswet 2014, zoals die gold ten tijde van het aanwijzingsbesluit en de wettelijke basis van de Huisvestingsverordening 2020 is, niet de mogelijkheid bood om gebieden aan te wijzen waar een verbod op vakantieverhuur geldt. De wet bood volgens de rechtbank alleen de mogelijkheid om een vergunningplicht voor vakantieverhuur en niet een algeheel verbod in het leven te roepen. De betreffende bepaling in de Huisvestingsverordening 2020 met de aanwijzingsbevoegdheid wordt dan ook onverbindend verklaard.

Per 1 januari 2021 is de Huisvestingswet 2014 overigens gewijzigd en is het wel mogelijk wijken aan te wijzen waarin vakantieverhuur geheel is verboden.

Gemeenteraad verplicht woningbouw toe te staan?

Op 24 maart jl. heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een interessante uitspraak gedaan over de weigering een uitwerkingsplan vast te stellen op basis van een nog uit te werken bestemming in een bestemmingsplan.

Het is standaardjurisprudentie van de Afdeling dat een gemeenteraad veel beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van een bestemmingsplan en het al dan niet vaststellen van een uitwerkingsplan. In deze procedure staat de vraag centraal in hoeverre een gemeenteraad toch gehouden is de bestemming uit te werken en woningbouw in een uitwerkingsplan mogelijk te maken.

Appellant had om uitwerking van de uit te werken bestemming verzocht, zodat woningbouw op zijn gronden mogelijk werd. De gemeente was daar niet toe bereid, ondanks dat namens de gemeenteraad diverse toezeggingen daarover waren gedaan. De Afdeling oordeelt derhalve dat de appellant gerechtvaardigd mocht verwachten dat de raad een uitwerkingsplan zou vaststellen waarin woningbouw mogelijk werd gemaakt.

In de vervolgstap betrekt de Afdeling dat er zwaar wegende belangen kunnen zijn die aan het honoreren van het vertrouwen in de weg staan. De gemeenteraad had de afwijzing echter grotendeels gemotiveerd vanwege een tijdsaspect. De Afdeling oordeelt expliciet dat alleen om afwijzing van het verzoek om uitwerking kan worden overgegaan “op grond van daartoe nopende gewijzigde planologische inzichten en na een afweging van alle daarbij aan de orde komende belangen, waaronder de belangen van appellant en anderen.”

De gemeenteraad heeft het afwijzingsbesluit volgens de Afdeling onvoldoende gemotiveerd en dient met inachtneming van de uitspraak een nieuw besluit te nemen. We zullen af moeten wachten hoe de gemeenteraad gaat beslissen naar aanleiding van deze uitspraak.

Indien u naar aanleiding van deze nieuwsflits of anderszins vragen en/of opmerkingen heeft, dan kunt u zich wenden tot mr. Femke van der Heijden op telefoonnummer 020 – 305 83 83

Cliënten reviews