Uitspraak Raad van State: eigenaar/verhuurder is geen functioneel dader
Op 31 mei jl. heeft de Afdeling bestuursrechtspraak de rechtspraak over het begrip “overtreder” genuanceerd. In de betreffende kwestie was door B&W van Amsterdam een boete op grond van de Huisvestingsverordening aan de eigenaar/verhuurder opgelegd. De eigenaar/verhuurder was niet de feitelijke overtreder, maar was conform de jurisprudentie tot dan toe als “functioneel dader” aangemerkt.
In de uitspraak van 31 mei jl. nuanceert de Afdeling het begrip “functioneel dader” door aan te sluiten bij de uitleg die in het strafrecht aan het begrip wordt gegeven. Volgens die uitleg moet sprake zijn van “beschikkingsmacht” en “aanvaarding”.
Als eigenaar van een woning beschikt men volgens de Afdeling over de woning, ook als deze verhuurd is. Aan het eerste criterium werd dus voldaan. In dit geval werd volgens de Afdeling echter niet aan het aanvaardingscriterium voldaan, omdat de eigenaar een zekere mate van toezicht had gehouden. Dat toezicht bestond uit het volgende:
- geconstateerd was dat de huur elke maand tijdig werd betaald,
- het door de eigenaar inschakelde professionele verhuurbedrijf bezocht de woning minimaal 4 maal per jaar,
- de zus van de eigenaar haalde wekelijks de post bij de woning op,
- er waren tijdens de bezoeken aan de woning geen bijzondere omstandigheden aan de orde,
- er was regelmatig contact met de buurvrouw en de VvE en er werden nimmer klachten geuit,
- de eigenaar hield op internet in de gaten of de woning te huur werd aangeboden.
De Afdeling concludeert dat de overtreding, het zonder vergunning onttrekken van een woning aan de woonruimtevoorraad, redelijkerwijs niet aan de eigenaar kon worden toegerekend. De eigenaar was ten onrechte als functioneel dader aangemerkt en B&W waren niet bevoegd een boete op te leggen.
B&W kunnen dus geen boete voor woningonttrekking aan een eigenaar/verhuurder opleggen, mits een eigenaar kan aantonen dat hij in een zekere mate toezicht heeft gehouden/houdt op de verhuurde woning. Een redelijke nuancering voor eigenaren/verhuurders naar mijn mening.
Evidente aanvraag
Op 10 mei jl. heeft de Afdeling bestuursrechtspraak de lijn met betrekking tot evidente aanvragen om omgevingsvergunning bevestigd.
Volgens vaste jurisprudentie sinds 2019 moet een aanvraag om omgevingsvergunning die niet via het OLO of niet met het officiële aanvraagformulier wordt ingediend, in een zelfstandig stuk zijn opgenomen. Uit dat zelfstandige stuk moet meteen duidelijk blijken dat een aanvraag is gedaan.
Er is volgens de Afdeling geen evidente aanvraag indien een aanvraag is opgenomen in een reactie op een vooraankondiging tot handhavend optreden of een zogenaamde waarschuwingsbrief van de gemeente. Een verzoek wordt dan ingediend in een handhavingsprocedure.
Voorts moet het verzoek naar aard en strekking duidelijk zijn om als aanvraag te kunnen worden aangemerkt. Het verzoek moet duidelijk omschrijven waar het verzoek precies op ziet.
Indien u naar aanleiding van deze nieuwsflits of anderszins vragen en/of opmerkingen heeft, dan kunt u zich wenden tot mr. Femke van der Heijden op telefoonnummer 020 – 305 83 83.