Wat is de relatie tussen een buitenplanse omgevingsplanactiviteit en andere activiteiten?
Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de onlosmakelijke samenhang tussen verschillende activiteiten komen te vervallen. Dat betekent dat je sinds 1 januari 2024 niet meer verplicht bent meerdere activiteiten in één keer aan te vragen als één handeling betrekking heeft op meerdere activiteiten. Denk bij voorbeeld aan het verbouwen van een monument. Daarvoor heb je een omgevingsvergunning voor de omgevingsplanactiviteit bouwwerken nodig én een omgevingsvergunning voor de monumentenactiviteit. Op grond van de Wabo moesten die activiteiten dan samen in één aanvraag worden aangevraagd. Op grond van de Omgevingswet kan een omgevingsvergunning voor verschillende activiteiten zowel los van elkaar als gelijktijdig worden aangevraagd. Indien een activiteit niet wordt aangevraagd, valt deze in beginsel buiten de reikwijdte van een wel aangevraagde en vergunde activiteit.
De rechtbank Gelderland heeft in een uitspraak van 9 mei jl. echter geoordeeld dat bij een aanvraag voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (een activiteit die in strijd is met het gemeentelijke omgevingsplan) vanwege het criterium van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties wél van belang kan zijn of andere aan de orde zijnde activiteiten niet op voorhand de uitvoering van de aangevraagde vergunning onmogelijk maken. Het gaat dan dus om een uitvoerbaarheidstoets. In dat verband kan het nodig zijn onderzoek naar de uitvoerbaarheid van andere activiteiten te laten uitvoeren.
In de casus van de rechtbank Gelderland ging het om een aanvraag om een buitenplanse omgevingsplanactiviteit. De Natura 2000-activiteit en de Flora- en fauna-activiteit waren niet gelijktijdig met de buitenplanse omgevingsplanactiviteit aangevraagd. Volgens de rechtbank Gelderland gaat de uitvoerbaarheidstoets niet zo ver dat bij alle buitenplanse omgevingsplanactiviteiten een quickscan inzake de soortenbescherming en de gebiedsbescherming vereist is. Volgens de rechtbank kan in voorkomende gevallen worden volstaan met een kwalitatieve beoordeling, te weten een vergelijking van de oude en nieuwe situatie voor die aspecten. De gemeente kon dus volstaan met een kwalitatieve beoordeling van de aspecten soortenbescherming en gebiedsbescherming.
We zullen af moeten wachten of de Raad van State op dezelfde wijze oordeelt als de rechtbank Gelderland.
Een binnenplanse omgevingsplanactiviteit bouwen hoeft niet te worden getoetst aan het criterium van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties
In de uitspraak van de rechtbank Limburg van 27 mei jl. is geoordeeld dat voor een binnenplanse omgevingsplanactiviteit bouwen op grond van de Omgevingswet hetzelfde limitatieve-imperatieve stelsel geldt als op grond van de Wabo. Dat betekent dat een plan dat aan de gebruiks- en bouwregels van het gemeentelijke omgevingsplan én aan de redelijke eisen van welstand voldoet, móet worden vergund. Het plan mag dan niet worden getoetst aan het criterium van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet het criterium van een goede ruimtelijke ordening).
E zijn reeds diverse rechtbanken die dit hebben geoordeeld. Uit de toelichting op artikel 22.29 Bruidsschat blijkt ook dat artikel 22.29 een voortzetting van artikel 2.10 lid 1 onder c en d Wabo is. Ook wat dit betreft zal echter moeten worden afgewacht wat de Raad van State gaat oordelen.
Naast het verkrijgen van een binnenplanse omgevingsplanactiviteit bouwen, kan ook nog een omgevingsvergunning voor de technische bouwactiviteit vereist zijn. Onder de Omgevingswet is de “oude” bouwvergunning gesplitst in een ruimtelijke bouwactiviteit en een technische bouwactiviteit. Zoals hiervoor al aan de orde kwam, bepaalt de aanvrager of hij deze activiteiten gelijktijdig aanvraagt of niet.